“Johan, je bent weer goed bezig de laatste tijd.”
“Oei oei Serge. ’t Is zo veel minder als vroeger.”
“Ik bedoel met de camera.”
“Ah dadde - wel ik doe mijn best.”
“Johan, ik kan genieten van een mooie foto.”
“Dat doet mij plezier.”
“Ik heb vele jaren geïntrigeerd zitten kijken naar een foto van
Cartier-Bresson. Twee jonge mensen op een terras maar de fascinatie zat hem in de
auto die in het raam achter hen weerspiegeld was. Ik vroeg me altijd af :
wie bespiedt die mensen?”
“Ik snap het. Maar je moet mij niet vergelijken met de absoluutste
wereldtop.”
“Ik ben jaren terug gaan zien naar de tentoonstelling van Carl De Keyzer
op Oosteroever toen die de Europese kusten was afgereisd om foto’s te nemen. Schoon was dat.”
“Dat wil ik best geloven.”
“Johan, ik heb een idee. We gaan een “Stephan-Vanfleteren”ske doen.”
“Die van die visserskoppen?”
“Jij trekt van de Breduinianen met een uitgesproken kop een close-up foto.
In zwart-wit.”
“Zoals Vanfleteren?”.
“Zoals Vanfleteren. En we organiseren een overzichtstentoonstelling.”
“En aan wie had je dan zoal gedacht?”
“Ik hou je op de hoogte.”